skip to Main Content

“Het wordt tijd dat ik doodga, anders ga ik jullie vermoeien.
– Jij bent degene die moe is: verveel jij je niet, de hele dag niets doen?
– Ik verveel me nooit. Als ik niets meer te doen heb, word ik eindelijk een dienstmeid.
Op een nacht droomt de vertelster dat haar moeder, die gehandicapt en slechtziend is, de honderd kilometer tussen hen in het donker aflegt. Deze droom markeert het begin van een periode waarin een ambivalente maar hardnekkige band opnieuw wordt aangewakkerd in het “grote, dappere huis” waar de moeder graag zou willen sterven te midden van haar familie.
Vijf jaar later accepteerde de bijna honderdjarige moedig de noodzaak om in een verzorgingstehuis geplaatst te worden. Deze ballingschap werd nog verergerd door de opsluiting als gevolg van de pandemie, waarbij de stem van haar moeder aan de telefoon het enige middel was om in opstand te komen. Ze stierf zonder haar kinderen ooit nog te zien. Maar wat ze met haar einde wilde doen zal een mooie troost zijn voor de familiale ontsteltenis.

Back To Top